Als skileraar moet je kennis hebben van de basisgrammatica. Denk daarbij aan de persoonlijke voornaamwoorden en het vervoegen van werkwoorden. Bovendien moet je een redelijke woordenschat hebben om samen met die persoonlijke voornaamwoorden en werkwoorden zinnen te kunnen maken. We gaan er tijdens de Duitse les vanuit dat je dit al ooit allemaal gehad hebt.
Tijdens de
Duitse les herhalen we kort de basisgrammatica en duiken we vervolgens dieper in handige woorden en zinnen die je veel tegenkomt in Oostenrijk. We bespreken de theorie van de opleiding, zodat je alvast de vaktermen kent en de theorie al beter begrijpt. Daarbij gaan we alles samen vertalen en worden diverse begrippen en bewegingen uitgetekend en/of voorgedaan.
Daarna ga je oefeningen in tweetallen doen met thema’s zoals: Het lesplan uitleggen voor privélessen, Kinderunterricht, luisteroefeningen, feedback geven en oefeningen uitleggen. Door opdrachten in tweetallen te maken kom je meer aan het spreken toe en hiervoor gebruiken we dan onderwerken die heel concreet passen bij het skiles geven.
We oefenen bijvoorbeeld hoe je een oefening kan uitleggen aan de hand van een aantal basiszinnen. Met deze basiszinnen kun je bijna alle oefeningen uitleggen:
- Wir fangen an mit ….
- Danach machen wir …
- Zum Schluss werden wir …
Tijdens les 2 oefen je met een korte lesgeefopdracht alvast voor het lesgeefexamen. Je bereid een les voor aan de hand van de oefeningen die je in les 1 hebt gemaakt en kunt dan goed oefenen met het spreken. Door het lesgeefexamen al een keer in een makkelijke en korte proef te oefenen bouw je meteen handige ervaring op. Op die manier weet je waar je jezelf nog op moet focussen.